dinsdag 17 juli 2018

Tweelingen of Gemini



21 MEI T/M 21 JUNI
GRONDTOON : VREUGDE
WACHTWOORD : VERSCHEIDENHEID
FUNCTIE : DE KUNSTENAAR OF INGENIEUR

GEVAARLIJK VOOR DE GEZONDHEID:
Ontevredenheid en onbevredigde ijdelheid; verstandelijke twijfelingen en moeilijkheden; overspanning en egoïsme.

FYSIEKE SYMPTOMEN:
Neurasthemie, zenuwoverspanning, soms tering.

GENEESMIDDELEN:
Kweek kalme blijmoedigheid aan en onzelfzuchtige genegenheid.
Leer van anderen niet te veel te eisen.
Wees bereid te geven zonder terug te ontvangen.
Wacht u voor neiging tot sensatie en rusteloze onbestemde haken naar afwisseling.
Neem zeer veel slaap.

GEBOORTESTEEN OF MYSTIEK JUWEEL:
Beryl en Aquamarijn

HARMONISCHE TEKENS (DAT WIL ZEGGEN IN ZAKEN, HUWELIJK OF DEELGENOOTSCHAP) :
Aquarius (Waterman) en Libra (Weegschaal)

KLEUR: Geel

METAAL: Kwikzilver

Tweelingen of Gemini
Stadium van Volmaaktheid
Sta­dium van Aanvang
Gedachten
type
Veelvuldig, veelzijdig
Onvast
beschouwingswijze
Onbelemmerd
Bandeloos
karakter
Impulsief
Wispelturig
methode
Proefnemend
Vol streken
denkvermogen
Logisch
Onjuist
intellect
Vindingrijk
Grillig
Aandoening
natuur
Gevoelig
Knorrig
geaardheid
Mild
Verkwistend
houding
Zich weten te redden
Listig
genegenheden
Spontaan
Onstandvastig
houding tot andere sekse
Verantwoordelijk
Ontrouw
Handeling
taal
Welsprekend
Te veel woorden
stijl
Veel uitdrukkend
Overdreven
manieren
Ijverig
Aandringend
gedrag
Sympathiek
Overdreven gevoel tonend
temperament
Vreugdevol
Opgewonden

De beheersende planeet van Gemini is Mercurius, de dienaar van Jupiter en de boodschapper der goden, wiens functie bestaat in het openbaren van het goddelijke denkvermogen aan de mens. Zijn zending is uitdrukking te geven en zijn hoofdkenmerken veelzijdigheid en aanpassingsvermogen. Zijn invloed vertoont zich in verstandelijke bedrijvigheid en lichamelijke handigheid. De mythologische verhalen in verband met Mercurius zijn vol voorbeelden van zijn kunst om doel en middelen met elkaar overeen te brengen en niet zelden van de slimheid waarmee hij de middelen van anderen voor zijn eigen doeleinden gebruikt.

De Godheid die zich openbaart op het fysieke gebied moet het Zelf uitdrukken in de termen daarvan, beperkt en gebonden door zijn fysieke toestanden, moet een persoonlijkheid opbouwen - een bruikbaar lichaam - door middel waarvan uitdrukking mogelijk wordt. Het opbouwen van zulk een persoonlijkheid is in zijn in-wezen egoïsme, dat wil zeggen het afscheiden van een deel van het groter zelf, het proces om een “eigen zelf” te doen worden, iets dat verschillend is van alle andere zelven: een proces, dat evenals vele andere vormen van geboorte en groei, smart en in zekere beperkte zin een verlies voor het ouderlijk zelf insluit.

Doch wanneer het werk is volbracht van de nacht vergeten in de vreugde, die in de morgen komt en Mercurius is ondanks zijn losbandigheid en diefachtige neigingen de liefde van Jupiter, zijn uitverkoren afgezant en tolk. In de Joodse Astrologie is de planeetgeest die Mercurius vertegenwoordigt Raphael, de beschermer van de jonge Tobias op zijn moeilijke reis, die bewerkte dat de duivel Asmodé op de vlucht wordt gejaagd, de geliefde metgezel wiens vernuftigheid nimmer een gelegenheid ongebruikt laat voorbijgaan.

Het hoofdkenmerk van dit type is een zekere rijkdom of overvloed van intellectuele energie, die zo mogelijk bij voorkeur uit op veel verschillende wijzen. Dit hunkeren naar afwisseling en die afkeer van het in herhaling vervallen voert in de volkomen ontwikkelde Gemini-mens tot schitterende resultaten, zowel in experimentele wetenschap als in letterkunde en kunst. Mercurius-mensen doen slechts dan de ware grondtoon van hun aard weerklinken, wanneer zij bezig zijn werkelijk een deel van zichzelf tot uitdrukking te brengen, en wanneer zij een zodanig uiting hebben bereikt, wensen zij zelden verder op hun lauweren te rusten, maar vergetende wat achter hen ligt en grijpende naar hetgeen voor hen is, haasten zij zich naar het doel om de prijs te behalen van hun hoge roeping. Zij bezitten een bekoorlijk type en hun ware functie bestaat daarin, dat zij het leven voor zichzelf en voor anderen schonen en belangwekkend maken, dat zij hun medemensen aanzetten, verfrissen en doen herleven door aanmaning en voorbeeld en degenen, die hun kracht voelen minderen of die de neiging hebben tot neerslachtigheid en doffe onverschilligheid te vervallen, tot nieuwe inspanning opwekken.

Een sterke begeerte naar intellectuele bevrediging is de drijvende kracht in dit Teken, en wanneer de godsdienstzin is ontwaakt, wordt door de gevorderde zielen van dit type soms zeer veel geleden: want zij moeten het geloof dat in hen is, begrijpen en er over redeneren, en indien hun omgeving ongeschikt is en de leerling die hun wordt geboden niet met hun geest en aard overeenstemt, rijzen vele twijfelingen en moeilijkheden op, die door zware strijd moeten worden overwonnen voordat vrede wordt bereikt. De sterke begeerte die zij hebben om zich volkomen te uiten en het verlangen om degenen, die om hen heen zijn te beïnvloeden, maken het hun in zulke omstandigheden onmogelijk om in stilte en alleen te lijden.

Vrienden en bloedverwanten worden ondanks hun wil verplicht dezelfde vraagstukken tegemoet te treden zover het in hen ligt. Vaak zijn zij daarover zeer verward en onthutst en wanneer het hen niet lukt de Gemini te begrijpen en met hem mee te voelen, vermeerdert het intellectuele lijden van de Gemini-mens in die mate, dat het een martelaarschap vol ellende wordt. Juist die intensiteit brengt verlichting doordat zij drijft tot vooruitstrevend denken en ten slotte het een of ander logisch resultaat doet bereiken. De reactie na dit tijdperk van hevig lijden neemt vaak de vorm aan van vreugdevolle opgewondenheid, die ijverig naar uiting zoekt en die gewoonlijk vindt door beantwoordende trillingen in anderen op te wekken. Elke soort van meevoelende waardering is op zulke tijden welkom, maar verstandelijke goedkeuring wordt het meest op prijs gesteld. Indien de letterkunde als middel van uitdrukking is gekozen, kan men dan iets verwachten als een rapsodie of een zegezang.

Er bestaat altijd een ernstige poging het een of ander tot stand te brengen. De verheffing die zoiets vergezelt wordt niet zelden gevolgd door een scherp en kritisch onderzoek van het voleindigt werk. Indien de uitspraak luidt: ‘onbevredigend’, zal de kunstenaar waarschijnlijk die bijzondere lijn van werken voor het ogenblik opgeven en een andere opvatten. Hij zal echter de onvolbrachte taak weer even plotseling opvatten als hij haar heeft neergelegd en haar op schitterende wijze tot een welgeslaagd einde voeren. Deze snelle veranderingen die vooral op te merken zijn in de kindsheid en vroege jeugd zijn vaak een bron van verbazing en verslagenheid van ouders en opvoeders, die kinderen van dit type moeten grootbrengen. Maar de ontwikkelde Gemini-mens weet zelf zijn zaken het best te regelen en behoort te worden vrijgelaten om zijn schijnbaar ongeregelde loop te volgen en bovenal nooit te sterk worden gebonden aan peuterwerk of strikte regel van enig soort. Steeds moet voor hem een beroep worden gekozen dat verscheidenheid van werk toelaat en indien dat niet mogelijk is, moet men een of andere liefhebberij aanmoedigen, die de nodige ontspanning geeft en tot op zekere hoogte een bijkomend beroep kan vormen. Deze mensen hebben meestal veel plezier in hun werk en zijn er vaak ten sterkste van overtuigd, dat het iemands plicht is het leven opgewekt te beschouwen en zich met hart en ziel aan zijn beroep of zaak te wijden; een karaktertrek die voor degenen, die met hen werken een bron van grote frisheid en inspiratie is.

In het huwelijk zoeken zij naar verstandelijke sympathie en intellectueel kameraadschap. Zij geven niet om verschil van leeftijd indien zij de beantwoording, de waardering en de steun kunnen vinden, waarnaar zij verlangen.

Het soort godsdienst dat de Gemini-mens het meest aantrekt kan men het best begrijpen door een zorgvuldige studie van hetgeen over Paulus is geschreven. Paulus werd door de bewoners van Lustra voor een incarnatie van de god Mercurius aangezien. Derhalve moet hij zowel fysiek als mentaal tot diens type hebben behoord. Zijn epistels zijn uitstekende voorbeelden van de Gemini-stijl. Wij vinden daarin veel van eigenaardigheden daarvan, namelijk veelvuldig plotseling afwijkingen, tussenvoegsels en verandering van onderwerp, waardoor de gedachtegang vaak moeilijk te volgen is; een eigenaardig impulsief aanhouden om een afzonderlijke lijn van redenering tot het eind toe te volgen en vaak het opgeven van een bewijsvoering voordat deze voldoende helder is om de lezer te overtuigen (hoewel blijkbaar voor de schrijver de logische opeenvolging is afgesloten); een sterke neiging tot zelfonderzoek en inschouwing en een telkens terugkeren van het persoonlijk voornaamwoord van de eerste persoon: een zeer diepe belangstelling in zijn eigen verstandelijke ontwikkeling en de innige wens dat anderen zijn bijzondere moeilijkheden, beproevingen en aanvechtingen zullen begrijpen en zich met hem verheugen in zijn zegepralen. De bijzondere opvatting die hij op zekere ogenblik heeft, wordt altijd als de juiste en enige beschouwd, niet alleen voor henzelf maar ook voor anderen. Terwijl deze beperkt en onbuigzaam is, vervolgt hij de kerk: wanneer ze verandert wordt hij een zendeling van het evangelie der algemene behoudenis. Uiterlijke vormen en ceremoniën zijn voor hem van weinig gewicht vergeleken bij het bezit van gezonde lering omtrent leven en godsdienst. Een verstandelijk begrijpen van de verhouding van de mens tot de Godheid, tot de Christus en tot zijn medemensen, is van overwegend belang.

Hij ziet met grote verrukking dat zekere Griekse dichters ook het Vaderschap Gods hadden verkondigd. Hij ziet met innige smart dat de Atheners van zijn tijd, ondanks die heerlijke boodschap, toch steeds hun godsdienstig leven voornamelijk lieten bestaan uit zoenoffers aan mindere goden. Het telkens herhalen van “Vreugde” en “Verheugt u” in die epistels is vooral typerend. Ook de afwisseling in stemming van de schrijver tussen de blijde hoop op algemene verlossing en een overdreven wanhoop over zijn eigen geketend zijn en dat van anderen; in de “boeien der zonde”. Nog een opmerkelijke bijzonderheid vormt voor de astroloog het feit, dat Paulus twee beroepen had. Lang nadat hij een bekend prediker was geworden en daardoor aanspraak op had kunnen maken door de kerk te worden onderhouden, bleef hij uit vrije wil door bleef werken in zijn vak; hij was tentmaker.

Op de eerste trappen van ontwikkeling treden de diefachtige neigingen van de Mercurius-mens op alle gebieden sterk op de voorgrond.

De Gemini-mens, die in het begin van zijn evolutie is, neemt niet alleen van iedereen aan, maar hij eist als iets dat hem toekomt sympathie, aandacht, consideratie, bewondering, tijd, energie en geldelijke bijstand: alles en alles dat zijn egoïsme kan voeden en zijn fysieke en intellectuele ontwikkeling bevorderen. Hij schrijft “Ik” met een extra grote hoofdletter en vindt nogal eens dat alles, wat niet in nauw verband staat met zijn eigen geluk, welbehagen en gemak, van het minste belang is.

Ziekte, lijden, verdriet zijn wel zeer tragisch als zij hemzelf betreffen en worden dan ook luid verkondigd, veelvuldig herhaald en diep beklaagd, totdat iedereen in de omtrek overtuigd is van hun bestaan en hoe-grootheid. Wanneer ziekte, lijden en verdriet slechts anderen aandoen worden zij louter beschouwd als lastig en onplezierig; vertegenwoordigende de negatieve en onbelangrijke zijde des levens; vervelende en neerslachtigheid veroorzakende dingen, waarbij men niet lang moet stilstaan dan bepaald nodig is; lage bijzonderheden die men zo spoedig mogelijk terzijde moet schuiven en uit het gezicht verwijderen. Het haken naar vreugde en verscheidenheid zal later als een prachtige drijfkracht werken, maar op deze aanvangstrap neem het de vorm aan van drukke ongedurigheid en voortdurende onvoldaanheid. Een voortdurend vragen naar iets onderhoudends voert tot de neiging om zich van plichten, die niet aangenaam zijn, af te maken en “het gewone werk, de sleur van alle dag” zoveel mogelijk aan anderen over te laten. Geregeld werken van enigerlei soort wordt in het bijzonder beschouwd als een ramp en voordat het voordeel van regelmatige nauwgezette aandacht bij de kleine bezigheden in het huishouden of op kantoor verstandelijk is begrepen en gewaardeerd wordt, voelt zich de Gemini-mens, die tot zulke arbeid gedoemd is, zich als een vogel in een kooi. Hij verspilt veel meer kracht door tegen de tralies te slaan dan nodig geweest was, om driemaal dat werk te doen.

De grond van het zich aldus ongelukkig voelen en in opstand komen is meestal de geheime overtuiging dat hij of zij, hoe slordig en onbekwaam ook, voor iets beters bestemd is en derhalve zich niet moet vergooien aan zulk gesloof. Er bestaat altijd een sterk verlangen om “op de baan” te zijn - werkelijk in het middelpunt, en indien deze mensen merken, dat zij op de een of andere wijze achterstaan bij degenen, die om hen heen zijn, voelen zij zich zeer gekwetst en slecht behandeld en tonen dit dan ook. Zij kunnen zeer slecht luisteren en zijn vaak boos als anderen iets opperen, keuren elk plan af dat wordt voorgesteld, en stellen er een van hun zelf, vaak een aller zotst voor in de plaats.

Gemini-mensen zijn ook zeer onderhevig aan snelle en totale veranderingen van gezichtspunt en zijn meestal volstrekt niet in staat om in te zien, dat zij zelf veranderd zijn of dat het mogelijk en zelfs goed is voor anderen om overtuigingen en meningen er op na te houden die van de hunne verschillen. Zij vertonen een betreurenswaardig gemis aan doorzettingsvermogen en vasthoudendheid en hebben soms een merkwaardige geheugen en verbeeldingskracht. Deze fouten maken het voor hen zeer moeilijk om de waarde van oude vrienden te begrijpen, zich in de plaats te stellen van anderen en in te zien dat zij schulden van dankbaarheid hebben en dit naar behoren af te doen. Desondanks zijn zij wonderbaarlijk nauwgezet en “business-like” wanneer er sprake is van hetgeen anderen aan hen verschuldigd zijn, want zelfs wanneer zij in goeden doen zijn, voelen zij zich altijd belemmerd door armoede. Het verlangen om uit te geven en te verwerven is altijd sterker dan de middelen en hoewel nu en dan buien voorkomen van kwistige vrijgevigheid, worden die vaak als verontschuldiging gebruikt voor daaropvolgende inhaligheid of hoge eisen aan anderen. Velen kunnen een hysterisch-gevoelige aard verenigen met een verbazingwekkende hoeveelheid koelbloedige zelfzucht, die grenst aan wreedheid, niet bepaald opzettelijke wreedheid, maar zo een als die voorkomt uit het aangeboren verlangen om verdriet in welke vorm zij dat ook ontmoeten, te vermijden en er weer van weg te komen in de zonneschijn.

Daarom worden zieken en lijdenden door hen òf geheel en al verwaarloosd, òf gekweld door verkeerde behandeling en ongepaste terechtwijzingen. Soms doen zij dan vergeefse pogingen de lijders tot opgewektheid en blijmoedigheid te brengen hetzij door bewijsvoeringen, die hun uitwerkingen missen, hetzij door zulke aandringende vermaningen dat zij hen fysiek en mentaal uitputten, zodat deze, als zij weg zijn, meer dan ook behoefte hebben aan hulp en troost.

In liefdesaangelegenheden bewaren zij de koelbloedigheid en verliezen hun eigen voordeel niet uit het oog, worden zelden door hartstocht meegesleept en kunnen zich meestal beveiligen voor moeilijke complicaties, terwijl zij zorgvuldig datgene vermijden wat hun vooruitzichten in de weg zou kunnen staan of hen binden aan een leven, dat hun niet lijkt, of wel zij weten zich op handige wijze aan zo iets te onttrekken. De vraag, die zij zichzelf beslist en duidelijk omtrent het huwelijk stellen is bijna zonder uitzondering “wat zal het mij geven?” en zelden of nooit “wat kan ìk geven?”

In zijn fysieke openbaring vertoont het Gemini-type meestal een slanke gestalte, vlugge bewegingen, een klein gezicht, puntige kin en haar van onbestemde kleur, dat wil zeggen gelijkend op bruin of op blond. De ogen zijn grijs of lichtbruin, helder maar niet heel groot. De gelaatskleur is in de regel bleek, zelfs wanneer zij goed gezond zijn, maar heeft de neiging om te blozen of donker te worden en wordt licht door de zon gebruind.

De vrouwelijke editie is zeer bekoorlijk en de meer artistiek en gevoelig aangelegden onder de mannen, delen die eigenschap. Zij bezitten een aardige schalksheid vooral als kind en in de eerste jeugd. Sir Joshua Reynolds hield er van dit type te schilderen. Enige van de Mercuriusstandbeelden, die fijn van bouw en met schone houding zijn, drukken het uitstekend uit. De meer mannelijke editie, die minder veelzijdig, gevoelig en kieskeurig is en liever de praktische wetenschap opvat dan de kunst, heeft een meer gespierde en stevige bouw, sterker uitkomende en bepaalde trekken zoals vooruit stekende neus, hoge jukbeenderen en vaste kin met daarbij donker of zwart haar.

Dit type wordt gemakkelijk herkend aan zijn vlugge levendige manieren, sympathieke aard (grenzend aan het sentimentele) en snelle onverwachte bewegingen. De sandalen van Mercurius zijn gevleugeld en hoewel dit symbool waarschijnlijk vooral werd gekozen als voorstelling van de spraak - de gevleugelde woorden, die worden vrijgemaakt door de werking van het vernuft - is het ook zeer toepasselijk op andere wijze, want er is iets van den zangvogel in de Gemini-mens.
                  D
e bewegingen, fysiek zowel als mentaal, zijn onverwacht. Er bestaat neiging om voort te gaan in korte snelle vleugjes, weer plotseling en schijnbaar volgens impuls neer te strijken, de omgeving met levendige belangstelling en nieuwsgierigheid op te nemen, en wanneer de uitkijk niets nieuws te zien geeft, weer ineens weg te vliegen - meestal in de een of andere onvoorziene richting - om de mogelijkheden van een nieuw terrein te onderzoeken en zo verder de gehele pelgrimstocht door.

Soms schijnen zij een soort ondeugend vermaak te scheppen in hun vermogen om anderen door hun methode van werken in de war te brengen en verbaasd te doen staan. De wijze waarop een zangvogeltje zijn veertjes plukt en zegevierend een vrolijk liedje kweelt, wanneer hij een bijzonder mooi takje heeft gevonden op te zitten, lijkt zeer veel op de ongekunstelde en openhartige voldoening, die de Gemini-mens vertoont over zijn eigen werk. Peter-Pan met zijn onvermijdelijke deuntje behoorde tot deze familie en men kent hem ook dadelijk als “mercuriaan” omdat hij nooit ouder wil worden, want deze mensen behouden de bekoorlijkheid en levendigheid van kinderen zelfs tot op zeer hoge leeftijd. Het bovenstaande is vooral van toepassing op het vrouwelijke of artistieke type. Het mannelijke doet meer denken aan een havik dan aan een zangvogel. Zijn vlucht is langer en wordt meer doorgezet en meestal betekent die zaken-doen. Bij hen vindt men minder woordenrijkheid en zij zijn meer bij de pinken, minder van het karakteristieke “temperament” en meer intellect.

Men zegt, dat Noord-Amerika zeer sterk onder de invloed staat van dit Teken. Onder de schitterende financiërs van zijn grote steden, waaronder ook hoogst gevoelige bekoorlijke vrouwen, die zich zo goed weten aan te passen - vrouwen wier element de “Grote Wereld” - vindt men uitmuntende voorbeelden van de twee hier voren beschreven klassen. Anderen, die meer in de aanvangsstadia zijn, kan men ook in dat land aantreffen. Gewetenloze maar knappe lui, wier ware levenselement plotseling en handig uitgevoerde financiële streken zijn. Overspannen drukke vrouwen, die zich uitputten door een krankzinnig najagen van opwinding en afwisseling, tegen alle gezondheidswetten in leven. Zij nemen niet de minste notitie van wat het gezond verstand voorschrijft omtrent voeding, kleding en rust. De daaruit ontstane zenuwoverspanning voeren zij als verontschuldiging aan, wanneer zij zichzelf verwennen en van alles toegeven. Neurasthenie en haar halfzuster hysterie zijn de vloek van deze soort en het beste geneesmiddel voor beiden is het aankweken van plichtsgevoel, zelfbeheersing en zelfopoffering.

Komische Gemini-typen kan men vinden in de karikatuur van Broeder Jonathan als hij erg bijdehand is, in de “Slimmerd” van Charles Dickens en in het algemeen onder het complete gilde van handige luitjes, wier bekwaamheid in het “vak” vernuft aantoont maar verkeerd toegepast, en wier motto is: ”Het mijne is van mij en het uwe is ook van mij”.

De Gemini-mens, de Tweeling, zal slechts in de wereld slagen, wanneer hij niet te veel op zijn eigen handje (3) doet, iemand anders in de arm (3) neemt om hem een handje te helpen, met wie hij schouder aan schouder (3) staan kan of nog liever, tegen wie hij moet opzien (3 = de ogen), wie hij naar de ogen zien kan. Ook moet hij - daar hij steeds 2-voudige bevindingen heeft en een graag op 2 plaatsen tegelijk is - zorgen, altijd 2 ijzers in het vuur te hebben en leren van 2 kwaden het ergste te vermijden, tussen de partijen door te zeilen, zich aan geen van beide zijden te laten binden. Maar hij moet daarbij niet in besluiteloosheid tussen 2 stoelen op de grond gaan zitten, zoals Alan Leo het eens uitdrukte. Hij hinkt namelijk steeds op 2 gedachten, wil wel eens 2 heren dienen en ondertussen 2 vliegen in één klap slaan, want Castor & Pollux willen ieder een verschillende kant uit. Zo waait hij soms met alle winden mee (3 = luchtteken), met andere woorden zo de wind waait, waait zijn vestje, want hij hangt de huik naar de wind, waardoor hij altijd een slag om de arm houdt. Hij is niet uit één stuk; hij laat zich licht beïnvloeden. Een krachtiger natuur kan hem naar zijn hand zetten, om de vinger winden, daar hij met een natte vinger te lijmen is. Maar hierdoor heeft hij ook veel aanpassingsvermogen. Hij weet te geven en te nemen. Mercurius is o.a. de god der dieven, en zo heeft de lagere Gemini-mens wel eens lange vingers (3) of hij legt wederrechtelijk de hand op iets, waardoor hij nogal eens zijn vingers brandt of op de vingers getikt wordt. En dan is hij in de aap (3) gelogeerd! Want wie eens steelt blijft een dief en wordt levenslang met de vinger nagewezen. Geeft men hem namelijk een vinger dan neemt hij de hele hand. Immers de gelegenheid maakt de dief. In zijn rol als middelaar fungeert hij ook wel eens als heler, en men weet het, de heler is niet beter dan de steler. Hij is dan een goede politie-agent, want met dieven moet men dieven vangen. Op een volgend stadium kaapt hij niet meer alles weg - gelijk de aap - maar speelt hij nog graag leentje-buur.

Het Gemini-type is beweeglijk (3 beweeglijk teken) en rusteloos als kwikzilver (#) en maakt daardoor - ofschoon hij aanleg (# = het zenuwstel) voor alles heeft - zelden iets af; legt het gauw uit de hand. Hij is zenuwachtig (3 = lucht in aanleg) en prikkelbaar, tobberig, klaagziek, zwaar op de hand. Hij moet leren zijn handen en voeten stil te houden en niet handtastelijk te worden.

De Jonge Gemini-ziel houdt van vleien, speelt dan: aap, wat heb je mooie jongen, en zal dus iemand wel eens wat op de mouw (3) spelden, een rad voor de ogen draaien, apenkool opdissen, maar meer omdat hij anderen napraat, dan uit zucht naar onwaarheid. Toch heeft hij het wel eens achter de elleboog. Hij is niet nieuwsgierig, maar weet graag alles en kan handig iemand polsen (3), lacht dan in zijn vuistje (3), als hij weet wat hij weten wilde.

Daar de Gemini-mens namelijk in de gedachtewereld leeft (# = de Denker, 3e huis = intellect), is hij gauw in de wolken (3 = luchtteken), bouwt hij veel luchtkastelen. Daarom moet hij leren dat het beter is één vogel in de hand te hebben dan tien in de lucht. Zijn verstand is goed ontwikkeld, hij weet zijn weetje wel en is bij-de-hand en bij de pinken (#), van alle markten thuis (2 = de god van de koophandel), heeft verstand van alles. Hij weet altijd dadelijk wat er aan de hand is en ziet elke moeilijkheid onder de ogen. Doch hij is wel een te luchthartige (3), neemt de dingen te luchtig op, zweeft er te vluchtig overheen, waardoor hij wel eens oppervlakkig of lichtzinnig wordt en daar hij niet op zijn mondje (3) gevallen is, geen spraakwater nodig heeft, schermt hij wel eens met woorden in de lucht. Want hij is welbespraakt: een gulden keten komt uit de mond van Mercurius. Hij kan praten als Brugman (Brugman is de middelaar tussen de beide oevers), natuurlijk, de derde man (3 = 3e teken) brengt de spraak aan. Maar hij wordt dan soms zwaar op de hand en moet ook oppassen niet met 2 monden te spreken, waardoor hij een Babylonische spraakverwarring kan veroorzaken. Toch weet hij vinger op de mond te leggen, vooral als iets hem onder vier ogen verteld wordt.

Over het algemeen is het Gemini-type zeer handig: wat zijn ogen zien maken zijn handen; hij zit niet gauw met de handen in het haar, want hij weet de vlijtige hand verdient haar brood in ieder land (3e huis = reizen). Ziet hij iets moois dan jeuken zijn handen om het na te bootsen, natuurlijk, de aap met de lange armen en handen heeft er een handje van alles na te apen, waardoor hij ook - volgens Thiereus - van surrogaten houdt. Maar hij weet de handen uit de mouw te steken, helpt graag een handje, want - zegt hij - vele handen maken licht werk. Hierdoor komt hij zelf ook weer vooruit: immers onder het vliegen wassen de vleugels. Hij is hulpvaardig, zegt: als de ene hand de andere wast, worden beiden schoon. Hij heeft een open oog voor de noden van anderen. Hij vindt: gedeelde vreugd is dubbele vreugd, gedeelde smart is halve smart. Hij kan dan ook als een reddende Engel (#) uit de lucht vallen, en weet altijd een oplossing aan de hand te doen, geeft steeds wijze raad, bijvoorbeeld: “mankeert ge iets aan uw oog (3), wrijf het met uw elleboog (3) ”. Maar bij zijn weldoen mag de linkerhand niet weten wat de rechterhand doet.

Zijn ware rol is die van bemiddelaar, dat is wanneer hem van hoger hand iets bevolen wordt; bijvoorbeeld wanneer hij ergens een oogje in het zeil moet houden. Immers, het oog van de meester doet meer dan zijn beide handen.

Mercurius is de boodschapper tussen goden en mensen. Daarom herkent hij altijd dadelijk zowel zijn meerderen als zijn minderen. Terwijl hij aan de ene kant zelf een Mentor heeft, die hem inspireert, inspireert hij aan de andere kant als een oudere broeder zijn jongere broeders (3e huis = broeders en zusters - familie). Maar van je familie moet je het hebben: tot dank noemt men hem bemoeiziek.

Toch is hij een goede vriend: hij zal iemand die zijn oogappel is, op wiens hand hij dus is, in wiens armen hij zich geheel werpt, steeds met open armen ontvangen, op handen dragen en met hand en tand verdedigen. Hij ziet dan veel door de vingers, houdt hem lang de hand boven het hoofd, want hij moet altijd de Jonathan zijn van een David, daar de Tweelingziel zoekt. Het is dan ook niet toevallig, dat het land van Broeder Jonathan (3 - # = de onderwijzer) onder Gemini staat. Doch lekker is maar een vinger lang, dus trekt hij eenmaal de handen van iemand af, kan hij hem, met wie hij vroeger 2 handen op één buik was, niet meer luchten of zien, dan laat hij opeens taal noch teken meer van zich horen, of erger nog, werpt hij hem de handschoen toe. Dan zet hij een grote mond op en zal hij hem duchtig onder handen nemen, de les lezen (Amerika) en weet hij ook de vinger op de zere plek te leggen; kost het hem zelfs moeite zijn handen thuis te houden. Want dan komt bij hem ook de aap uit de mouw, blijkt zijn liefde apenliefde geweest te zijn en ziet hij wel de splinter in het oog van zijn buurman, maar de balk in zijn eigen oog niet.

Terwijl hij zich verbeeldt zijn handen in onschuld te wassen, zal hij hemel en aarde bewegen (3 = beweeglijk teken) om de val van zijn ex-vriend in de hand te werken, want hij is in lager aanzicht onverdraagzaam en haatdragend: hij eist van zijn vijand oog om oog en tand om tand, en wil hem graag de ogen uitsteken, door oogverblindende pracht ten toon te spreiden. Want de leus van elk luchtteken is “Excelsior”. Maar dan is er veel kans voor hem, plotseling uit de lucht omlaag te ploffen, want: Als aapjes hoger klimmen willen... Natuurlijk immers: Al draagt een aap een gouden ring, het is en blijft een lelijk ding.

Dit is echter slechts exoterisch waar. Exoterisch is de aap - in lager aanzicht de “missing link” tussen dier en mens; in hoger aanzicht gelijk Mercurius, de bode tussen de goden en mensen, de Middelaar, Boeddhi - het middelste, de 7 gebieden.

Vandaar dat de verachte aap gewijd is aan Shri-Krishna en voorkomt in Ramayana’s banier. Shri-Krishna, de Avatâra d.i. neerdalende uit de lucht, d.i. het geestelijk gebied = Boehddha (Bhoeddi) = Thot-Hermes, de Psychopomp, die met zijn Caduceus met de beide slangen de zielen naar de andere wereld geleidt, = Orpheus, die in de onderwereld afdaalde, = de Christus, die uit de dood opstond.

Daarom zei Thiereus in zijn bekend werk, dat Gemini verzinnebeeldt de Zuilen van Hermes of van Herkules, de 2 kolommen aan de ingang van de Tempel, waarlangs ieder die de Tempel betreden wil, moet heengaan, en dus ook de Christus, de Zoon, die “de Blijde Boodschap” brengt: “Niemand komt tot de Vader dan door Mij”.

© Margerey Jade



Geen opmerkingen:

Een reactie posten